-
1 alors
alors [aalor]〈 bijwoord〉1 toen2 dan3 nou♦voorbeelden:alors même que • zelfs al2 et (puis) alors? • en wat dan nog?, wat zou dat?ou alors • of andersalors? • en?3 non mais alors! • nee maar!alors, ça va? • en, hoe is het?ça alors • nee maar, nee toch〈 informeel〉 alors, tu viens? • kom je nou?1. adv1) dan, toen, destijds2) in dat geval2. alors queconjook al, terwijl3. interj -
2 condition
condition [kõdiesjõ]〈v.〉3 toestand ⇒ conditie, vorm4 lot ⇒ gesteldheid, toestand5 stand ⇒ rang, klasse, afkomst♦voorbeelden:dicter, (im)poser ses conditions • zijn voorwaarden opleggen, stellenà condition de 〈+ onbepaalde wijs〉, à condition que 〈+ aanvoegende wijs〉, à la condition que 〈+ toekomende tijd of aanvoegende wijs〉 • op voorwaarde datdans ces conditions • in dat gevalse rendre sans condition • zich onvoorwaardelijk overgevensous condition • voorwaardelijk, onder voorbehoud3 être en (bonne) condition pour • goed voorbereid zijn om, een goede kans maken om〈 figuurlijk〉 mettre en condition • conditioneren, beïnvloeden, in een bepaalde toestand brengen1. f1) voorwaarde, eis2) toestand, conditie, gesteldheid3) stand, rang, afkomst2. conditionsf pl -
3 dans ces conditions
dans ces conditions -
4 cas
cas [kaa]〈m.〉1 geval ⇒ zaak, kwestie♦voorbeelden:cas de guerre • aanleiding tot oorlog, casus bellicas limite • grensgevalle cas échéant • als het geval zich voordoet, in voorkomende gevallencas social • maatschappelijk probleemgevalc'est son cas aussi • dat is met hem ook het gevalc'est le cas ou jamais • nu of nooitc'est (bien) le cas de le dire • zeg dat welfaire cas de • belangrijk vindenfaire grand cas de • veel waarde hechten aanfaire peu de cas de • weinig waarde hechten aanau cas où • ingevaldans tous les cas où • elke keer daten cas de besoin • als 't nodig isen cas de • in geval vanen tout cas • in elk geval〈 informeel〉 en cas • in elk geval, als het zover mocht komenselon le cas • naar omstandigheid¶ cas type • modelgeval, -zaakm1) geval, kwestie2) ziektegeval3) reden4) naamval -
5 être
être1 [etr]〈m.〉♦voorbeelden:————————être2 [etr]1 zijn ⇒ afkomstig zijn (uit), deelnemen (aan), behoren (tot, aan), bezig zijn (met)2 zijn ⇒ zich bevinden, staan, zitten, liggen3 zijn ⇒ werkelijkheid zijn, bestaan, leven♦voorbeelden:1 est-ce que tu viens? • kom je?n'est-ce pas? • nietwaar?ne serait-ce qu'un moment • al is het maar een ogenblikc'est moi qui l'ai fait • ík heb dat gedaanc'est trois heures qui sonnent • het slaat drie uurc'est bien (de) lui • dat is net iets voor hem〈 informeel〉 c'est ça! • ziezo, dat is dat!voilà ce que c'est que de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo gaat het als, dat komt ervan alsen serez-vous? • komt u ook?ça y est • het is in orde, het is voor elkaarêtre bien, mal • zich goed, slecht voelenje suis à vous • (ik ben) tot uw dienstil est toujours à se plaindre • hij klaagt eeuwig en altijdtout est à refaire • alles moet overil n'est pas à ce qu'il fait • hij is er niet bij met zijn hoofdêtre après qn. • het op iemand begrepen hebbenle prix est de 200 francs • de prijs bedraagt 200 frankpour ce qui est de • wat betreftc'est que • dat is omdatsi ce n'était, n'était • zondersi j'étais de vous • als ik u wasavoir été voir qn. • iemand opgezocht hebbenoù en êtes-vous? • hoe ver bent u, hoe staat het met u?il n'en a rien été • er is niets van terechtgekomenvoilà ce qu'il en est • zo staat het ermeeil n'en est rien • daar is niets van waarne plus savoir où l'on en est • zich geen raad meer weteny être • thuis zijn; begrijpenje n'y suis pour personne • ik ben voor niemand te sprekenj'y suis • ik snap hetje n'y suis pour rien • ik heb daar niets mee te makencela peut être • dat is mogelijktoujours est-il que • toch, niettemin, in elk gevalun coquin s'il en est • een echte schurkainsi soit-il • het zij zoce temps heureux n'est plus • die gelukkige tijd is voorbijsoit! • het zij zo!II 〈 hulpwerkwoord〉1 zijn2 hebben3 worden♦voorbeelden:1. m1) wezen, schepsel2. v1) zijn2) hebben3) worden -
6 circonstance
circonstance [sierkõstãs]〈v.〉♦voorbeelden:dans la circonstance • bij deze gelegenheidde circonstance • gelegenheids-pour la circonstance • voor deze gelegenheid→ concoursf1) omstandigheid, situatie2) gelegenheid, geval -
7 espèce
espèce [espes]〈v.〉1 soort ⇒ aard, slag♦voorbeelden:ça n'a aucune espèce d'importance • dat heeft geen enkel belangune espèce d'uniforme • een soortement uniformun menteur de la plus belle espèce • een leugenaar van het ergste soortl'espèce humaine • de mensheidun voyou de son espèce • een boef van hetzelfde slag als hijespèce d' idiot • stomme idiootde la même espèce • gelijksoortig3 communier sous les deux espèces • onder beide gedaanten, met brood en wijn communicerenpayer en espèces • contant betalen1. f1) soort, slag2) casus, geval2. espècesf pl1) gedaante2) contant geld -
8 arriver
arriver [aarievee]〈 werkwoord〉2 bereiken3 gebeuren ⇒ voorvallen, voorkomen♦voorbeelden:〈 onpersoonlijk〉 il est arrivé des visites en votre absence • er zijn bezoekers gekomen tijdens uw afwezigheidnous voilà arrivés • daar zijn we danj'arrive • ik kom er aany arriver péniblement • slecht met het geld rondkomenil ne lui arrive pas à la cheville • hij kan niet aan hem tippenarriver à faire qc. • erin slagen om iets te doenn'arriver à rien • niets bereikenen arriver à • zover komen datindividu qui veut arriver • iemand die wil slagenquoi qu'il arrive • wat er ook gebeurttout arrive • alles is mogelijkv1) (aan)komen, opdagen2) finishen [sport]3) bereiken4) slagen -
9 rester
rester [restee]〈 werkwoord〉1 blijven2 overblijven ⇒ overschieten, resten♦voorbeelden:où en sommes-nous restés? • waar zijn we gebleven?restons-en là pour aujourd'hui • laten we het voor vandaag daarbij houden〈 onpersoonlijk〉 il reste vrai, entendu que • het blijft waar, het spreekt vanzelf datil n'en reste pas moins que • desalnietteminrester en arrière • achterblijvenrester court • niet verder kunnen, blijven stekenrester debout • blijven staanrester dans l'ignorance • onkundig blijvenne pas rester en place • niet stil kunnen zittenrester sans bouger • roerloos blijven staan, zittenrester tout un jour sans manger • een dag lang niet etenrester sur un travail • lang doen over een werk→ paroleil me reste trois francs • ik heb nog drie frankil ne me reste plus qu'à vous remercier • rest mij slechts u te bedankenrester à faire • gedaan moeten wordenreste à savoir si • blijft nog de vraag ofv1) blijven2) overblijven -
10 autre
autre [ootr]〈onbepaald bijvoeglijk naamwoord; ook onbepaald voornaamwoord〉1 ander ⇒ andere, nog een♦voorbeelden:autre chose • iets andersbeaucoup, bien d'autres choses encore • nog heel wat andere dingend'une façon ou d'une autre • op de een of andere wijzec'est un autre Venise • dat is een tweede Venetiëaucun autre • geen anderpersonne d'autre • niemand andersquelque chose d'autre • iets andersquelqu'un d'autre • iemand andersqui d' autre que lui • wie anders dan hijil n'y a rien d' autre • er is niets andersce n'est rien d' autre qu'une catastrophe • het is een ware ramptous les autres passagers • alle andere, overige passagiersun tout autre cas • een heel ander gevaltout autre • ieder anderj'en ai vu bien d'autres • ik heb wel andere dingen meegemaaktd'un moment à l'autre • ieder ogenblikà d'autres! • maak dat anderen wijs!entre autres • onder andere(n)sans autres explications • zonder verdere uitlegl' autre • de ander(e)l'un dans l' autre • alles bij elkaarl'un et l' autre sont venus • beiden zijn gekomenni l'un ni l' autre ne sont venus • geen van beiden is gekomenc'est tout l'un ou tout l' autre • het is hollen of stilstaanl'un l' autre • elkaarles autres • de anderenles uns et les autres • allen, allemaalaimez-vous les uns les autres • hebt elkaar liefc'est un homme comme un autre • het is een heel gewoon iemandil m'a pris pour un autre • hij heeft mij voor iemand anders aangezientu as mangé une pomme, en veux-tu une autre? • je hebt een appel gegeten, wil je er nog een?dépêchez-vous, vous autres • schiet op, julliepron, adjander(e), nog een -
11 lequel
lequel [ləkel],laquelle [laakel], lesquels, lesquelles [lekkel]1 die, dat, welke, hetwelk♦voorbeelden:la personne à laquelle vous venez de parler • degene met wie, waarmee u zojuist gesproken hebtles amis avec l'aide desquels il a fait ce travail • de vrienden met wier hulp hij dat werk heeft gedaanparmi lesquels • waaronderII 〈 vragend voornaamwoord〉1 welk(e)= laquelle; = lesquels; = lesquelles; pron1) die, dat, welke, hetwelk2) welk(e) -
12 fois
fois [fwaa]〈v.〉♦voorbeelden:1 l'autre fois • een tijdje geleden, onlangsune bonne fois • eens en voor altijdc'est cent fois mieux • dat is veel betervous avez cent fois raison • u hebt volkomen gelijkcertaines fois • somsarbre deux fois centenaire • twee eeuwen oude boomdeux fois plus grand • twee keer zo grootvous avez mille fois raison • u heeft groot gelijktoutes les fois que • steeds alsla seule et unique fois • absoluut de enige keerencore une fois • nogmaals, ik zeg je nog eens, ik herhaalplus d'une fois • vaakà la fois • tegelijk(ertijd)y regarder à deux fois • zich tweemaal bedenken〈 formeel〉 par deux fois, par trois fois • twee keer, drie keerune fois pour toutes • eens en voor altijddes fois • somsil y avait une fois, il était une fois • er was eensune fois en route elle ne s'arrêtait plus • toen ze eenmaal op weg was gegaan, stopte ze niet meerune fois, deux fois, trois fois • één, twee, drie 〈 voor het uitvoeren van een bedreiging〉fkeer, maal -
13 impossible
impossible [ẽpossiebl]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:problème impossible • buitengewoon lastig probleemimpossible de le savoir • dat kun je niet wetensi par impossible • in het onwaarschijnlijke geval datadj -
14 toujours
toujours [toezĵoer]〈 bijwoord〉1 altijd ⇒ immer, steeds3 toch ⇒ maar, in ieder geval, tenminste♦voorbeelden:le public de toujours • het geijkte publieknous nous connaissons depuis toujours • wij kennen elkaar al heel langpour toujours • voorgoed, voor (eeuwig en) altijd3 toujours est-il que … • zoveel is zeker, dat …, toch …, desalniettemin …c'est toujours ça • dat is tenminste wat¶ cause toujours! • klets maar!dites toujours! • zeg het toch maar!adv1) altijd, steeds2) nog altijd3) toch, maar -
15 fait
fait1 [fe]〈m.〉2 feit ⇒ gebeurtenis, voorval3 feit ⇒ werkelijkheid, realiteit, verschijnsel4 zaak ⇒ geval, onderwerp6 eigenschap ⇒ karaktertrek, voorkeur, smaak♦voorbeelden:les faits et gestes de qn. • iemands doen en laten, handel en wandelhauts faits • heldendadenle fait de parler • het sprekenpar son fait • door zijn toedoenquestion de fait • praktisch probleemfait social • maatschappelijk verschijnselmettre au fait • op de hoogte brengende fait, en fait, par le fait • in werkelijkheiden venir au fait • ter zake komenau fait! • ter zake!en fait de • op het gebied van; bij wijze vanprendre qn. sur le fait • iemand op heterdaad betrappenla superstition n'est pas le fait d'un homme libre • bijgeloof past niet bij een vrij mensprendre fait et cause pour qn. • het voor iemand opnementout à fait • helemaalau fait • eigenlijk, tussen twee haakjesde ce fait • daaromdu fait de • tengevolge vandu fait que • door het feit datdu seul fait de • vanwege het simpele feit vandu seul fait que • enkel en alleen doordat→ voie————————fait2 [fe]1 gemaakt ⇒ gedaan, uitgevoerd3 gebouwd ⇒ gevormd, geschapen♦voorbeelden:des yeux faits • opgemaakte ogenc'est fait, voilà qui est fait • ziezo, klaar is Keesl'homme est ainsi fait que • het ligt in de aard van de mens omtout fait • kant-en-klaarcostume tout fait • confectiepakêtre fait pour • geschapen zijn vooridée toute faite • vooroordeelphrase toute faite • cliché, standaardformule(ring)fait à • gewend aanadj1) gemaakt2) gedaan, uitgevoerd3) volwassen -
16 présent
présent1 [preezã]〈m.〉1 (het) heden ⇒ (het) tegenwoordige, (het) nu♦voorbeelden:à présent • tegenwoordigdès à présent • vanaf hedenjusqu'à présent • tot nu toepour le présent • voor het momentà présent qu' il est malade • nu hij ziek is————————présent2 [preezã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:être présent à qc. • iets bijwonenne pas être présent à la conversation • met z'n gedachten niet bij het gesprek zijncela me sera toujours présent • dat zal me altijd bijblijvenla présente • deze briefpar la présente • bij deze, hierbijprésent! • present!participe présent • tegenwoordig deelwoorddans le cas présent • in dit geval1. adj1) aanwezig2) tegenwoordig2. interj -
17 prétexte
prétexte [preetekst]〈m.〉♦voorbeelden:prendre prétexte de qc. • iets voorwendenservir de prétexte à qc. • als voorwendsel voor iets dienensous prétexte que, sous le prétexte qu' il était malade • onder voorwendsel dat hij ziek wasn'ouvrez sous aucun prétexte • doe in geen geval openm1) voorwendsel2) aanleiding -
18 c'est son cas aussi
c'est son cas aussi -
19 des fois que
des fois que -
20 il reste que
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Francis de La Fontaine — Pour les articles homonymes, voir La Fontaine. Francis de la Fontaine … Wikipédia en Français
Diederik Stapel — Diederik Alexander Stapel (born in Oegstgeest, 19 October 1966) is a former professor of social psychology at Tilburg University and before that at the University of Groningen in the Netherlands.[1] In 2011 Tilburg University suspended Stapel,… … Wikipedia
Liste falscher Freunde — Die Liste falscher Freunde listet eine Auswahl häufiger falscher Freunde (Übersetzungsfallen bzw. Verständnisprobleme) zwischen Deutsch und anderen Sprachen, dem in der Bundesrepublik Deutschland und in anderen Staaten gesprochenen Deutsch sowie… … Deutsch Wikipedia
Pepperoni — Die Liste falscher Freunde listet eine Auswahl häufiger falscher Freunde (Übersetzungsfallen bzw. Verständnisprobleme) zwischen Deutsch und anderen Sprachen, dem in der Bundesrepublik Deutschland und in anderen Staaten gesprochenen Deutsch sowie… … Deutsch Wikipedia
Erwin Mortier — Nom de naissance Erwin Mortier Activités écrivain Naissance 28 novembre 1965 Nevele, Belgiqu … Wikipédia en Français
Gerard Vreeken — Gerard „Gerrit“ Vreeken (* 20. Januar 1923 in Den Haag; auch Vreken geschrieben) ist ein ehemaliger niederländischer Fußballspieler. Vreeken spielte in den 1940er Jahren für den Haager Verein ADO, mit dem er 1942 und 1943 Meister wurde. Während… … Deutsch Wikipedia
Gerrit Vreeken — Gerard (Gerrit) Vreeken (* 20. Januar 1923 in Den Haag; auch Gerrie Vreeken, Nachname auch Vreken geschrieben) ist ein ehemaliger niederländischer Fußballspieler. Biografie Vreeken, Sohn eines Bäckers aus Den Haag, spielte in den 1940er Jahren… … Deutsch Wikipedia
Gerrit Vreken — Gerard „Gerrit“ Vreeken (* 20. Januar 1923 in Den Haag; auch Vreken geschrieben) ist ein ehemaliger niederländischer Fußballspieler. Vreeken spielte in den 1940er Jahren für den Haager Verein ADO, mit dem er 1942 und 1943 Meister wurde. Während… … Deutsch Wikipedia
Nico Rost — (* 21. Juni 1896 in Groningen; † 1. Februar 1967 in Amsterdam) war ein niederländischer Schriftsteller, Journalist und Antifaschist. Sein Roman „Goethe in Dachau“ wurde auch in Deutschland bekannt. Als Liebhaber der deutschen Literatur und… … Deutsch Wikipedia
Vreken — Gerard „Gerrit“ Vreeken (* 20. Januar 1923 in Den Haag; auch Vreken geschrieben) ist ein ehemaliger niederländischer Fußballspieler. Vreeken spielte in den 1940er Jahren für den Haager Verein ADO, mit dem er 1942 und 1943 Meister wurde. Während… … Deutsch Wikipedia
Doe Maar — Henny Vrienten Doe Maar (von 1978 bis 1984 und von 1999 bis 2000 sowie von 2008 bis heute) sind eine niederländische Popgruppe, die auf niederländisch singt und Elemente von Ska, Punk sowie Reggae zum Nederpop kombiniert. Doe Maars vier… … Deutsch Wikipedia